De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Heliste-Marithaime is het Elst (Overbetuwe) of Oust-Marest?



Een voorbeeld dat twee opponenten van Albert Delahaye het niet eens zijn met elkaar!

Post stelde dat de in de oorkonde genoemde St.Salvatorkerk in Elst stond. Bogaers bestreed dat en stelt dat deze St.Salvatorkerk in Utrecht stond. Bovendien noemt hij de oorkonde corrupt, dus waar baseert hij dat dan op?

Albert Delahaye plaatst deze St.Salvator (is St.Sauveur) in het Franse Oust-Marithaime, waar inderdaad vanouds een St.Sauveurkerk bestaat.

Het in een oorkonde genoemd Heliste-Marithaime is een sprekend voorbeeld van een onjuist geïnterpreteerde plaatsnaam, die toegepast werd op een verkeerde locatie. Er is geen enkel bewijs dat het over het dorp Elst in de Betuwe gaat, wat al blijkt omdat daar nooit een Salvatorkerk heeft bestaan.

De visie van Albert Delahaye.
Dat met Heliste het dorp Elst bedoeld zou zijn is een etymologische aanfluiting. Tussen beide ligt een taalgrens en bevinden zich vele eeuwen zonder documentatie. Het Marithaime, toch de helft van de naam, wordt in Nederland gemakshalve maar over geslagen.
Heliste-Marithaime is Oust-Marest, een dubbeldorp op 7 km van Le Treport aan Het Kanaal (La Manche) gelegen. De kerk bevindt zich te Marest, precies zoals in de akte staat. Het is een St.Sauveur-kerk, die tot voor kort een bekende bedevaartplaats was. Sauveur is de Franse naam voor Salvator, beide betekenen de 'Verlosser' waarmee Christus is bedoeld. Waarschijnlijk heeft Willibrord deze kerk van Karel Martel gekregen, toen hij wegens de tegenwerking van de Fresones weer eens uit zijn gebied moest wijken. Heliste-Marithaime komt in latere akten of berichten niet meer voor, zodat aangenomen kan worden dat Willibrord deze kerk weer prijsgegeven heeft toen hij naar zijn zetel in Tournehem kon terugkeren. De plaats lag in de Batua en op 95 km van Tournehem; wat kan, daar volgens de beschrijving van Tacitus de Batua een ongeveer rechthoekig landschap was met zijden van ca.100 tot 120 km waarvan Lugdunum (Leulinghen) en Oppidum Batavorum(Béthune) de hoofdsteden waren. Blijkens de latere gegevens bevatte de Batua enkele honderden plaatsen. De naam Béthune voor de rivier ten zuiden van Dieppe bewijst tenslotte afdoende dat de naam tot daar toe gegolden heeft. De toepassing van deze akte op Elst in de Betuwe was foutief om het simpele feit dat in 726 de Betuwe inclusief Elst niet bestond en voorlopig nog minstens twee eeuwen onder water zou liggen. Dat daar ook van Marithaime nooit enig spoor teruggevonden is, doet de deur dicht.


De Nederlandse opvatting.
Het in de oorkonde genoemde Heliste-Marithaime wordt vereenzelfigd met Elst, hoewel andere historici de genoemde St.Salvatorkerk in Utrecht plaatsen. zie de controverse tussen Blok en Post. Daarom wordt de oorkonde ook voor vals verklaard of onduidelijk of geredigeerd, omdat het niet past in tradities van Nederland. Vandaar ook de verschillende opvattingen van de diverse historici. Iedereen houdt er een eigen opvatting op na, welke verschillende opvattingen in de traditionele geschiedenis nauwelijks genoemd worden. Immers, deze verschillende opvattingen geven het gelijk van Albert Delahaye aan.
Cartularium van Radboud.
De oorkonden van Traiectum zijn verzameld (gekopiëerd) in een register dat men het Cartularium van Radboud noemt, welke kopie in de abdij van Egmond is gemaakt. Men vermoedt, daarbij gesteund door een in het Cartularium aanwezige akte van de abdij van Egmond, dat de afschriften in de 12e of 13e eeuw zijn vervaardigd. Tegelijk zij op de merkwaardigheid gewezen dat in de Annalen van Egmond, die in dezelfde tijd ontstonden en later werden aangevuld, geen gegevens uit het Cartularium voorkomen, zelfs niet de vermelding van Willibrord als eerste bisschop van Utrecht.


Wat weten we van het Cartularium van Radboud?
De verzameling van de oorkonden die men algemeen toeschrijft aan bisschop Radboud, vindt zijn oorspong in Frans-Vlaanderen en wel in de abdij van St.Bertijns te St.Omaars. Omstreeks 900 liet bisschop Radboud de stukken kopiëren om daarmee de rechten en waarschijnlijk ook het voortbestaan van het bisdom te verdedigen.
Hoe deze oorkonden vanuit Frankrijk in Egmond verzeild raakten, lijkt een groter probleem dan het in werkelijkheid is. De abdij van Egmond was een stichting vanuit Gent en omstreeks 950 tot stand gekomen. Zij werd in de eerste tijd van haar bestaan bemand met monniken uit Gent, terwijl door de moeder-dochter (of beter: vader-zoon) verhouding tussen de beide kloosters nog lang een intensief onderling verkeer is blijven bestaan. Hoe de documentatie van Traiectum in Gent terecht kwam, valt gemakkelijk te verklaren.

De graaf van Vlaanderen heeft de abdijen krachtig gesteund en verrijkt, eerstens om hem te helpen bij zijn politiek van het weren van vreemde invloeden, tweedens om ook op kerkelijk gebied orde te scheppen in de chaos, veroorzaakt door de Noormannen. Zo heeft hij de St.Bertijns-abdij te St.-Omaars gedwongen om haar monastieke beslotenheid van een zuiver beschouwend leven te verlaten en de zielzorg in het omliggend gebied aan te nemen. In dit verband is het veelzeggend, dat deze abdij dan optreedt in verschillende parochies die voorheen tot het bisdom Traiectum behoorden; en dat deze parochies juist ten noorden van St.Omaars liggen in het huidige West-Vlaanderen.

De dwaalwegen van het Cartularium.
Tegen deze achtergronden is het helemaal niet vreemd dat de documentatie van Traiectum in Gent terecht kwam, waar zij na enige tijd niet meer werd begrepen en in de 12e eeuw -die beruchte 12e eeuw die we steeds weer tegenkomen als het begin van de Babylonische spraakverwarring- de mening ontstond dat die documentatie van Utrecht was. Zo kwam zij in Egmond terecht, waar zij desondanks als niet toepasselijk op Nederland voorlopig in de kast werd gelegd. De toepassing op Holland en Utrecht begon pas, weer een hele tijd later, toen het bisdom Utrecht een volledig afschrift kreeg van het Cartularium van Radboud, daarvan een ‘Liber Donationum’ maakte, dit aanvulde met enige valse oorkonden en verder bijhield, waardoor een continuiteit tussen het oude Traiectum en Utrecht werd gesuggereerd die in het pure Cartularium van Radboud niet te vinden is.
Een en ander verklaart ook dat deze documentatie de weg terug naar de authentieke streek niet vond en dat de andere geschreven bronnen zoals kronieken, oorkonden en Levens van Heiligen ook in de geest der verplaatsingen werden opgevat. Daardoor kon bij de Franse en Vlaamse historici zelfs in de verste verte niet de gedachte nog opkomen dat dit historisch materiaal van Frans-Vlaanderen was. Die gedachte kon pas ontstaan nadat -als eerste stap- de mythe van Nijmegen was doorzien.

De goederenlijst van 870.
Wie mocht menen dat deze reconstructie ten aanzien van de dwaalwegen van Radbouds Cartularium te ver gezocht is, begaat een vergissing, daar dit Cartularium zelf een doorslaand bewijs bevat dat deze reconstructie de juiste is. Het geeft namelijk een goederenlijst uit ca.870 van het bisdom Traiectum. Daarin zijn 205 plaatsnamen genoemd waar het bisdom rechten en goederen bezat.
Het zijn allemaal Franse plaatsen, nooit in Nederland teruggevonden of ook maar getipt; buiten enkele pogingen van prof. D.P.Blok, die reeds zonder meer te verwerpen zijn omdat deze schermt met nauwelijks 1% van de lijst en de rest maar stilzwijgend overslaat. En wanneer zo’n vindingrijk iemand in ’n mum nooit bewezen localisaties van historische plaatsnamen uit z’n mouw schudt als was het niets, doch daarbij ruim 99% van die namen overslaat (ook alsof het niets is!), dan staat het als een paal boven water dat er in Nederland geen plaatsings-mogelijkheid aanwezig is voor dit enorme historische materiaal; nog ervan afgezien dat in 870 nooit en te nimmer 205 plaatsen in de omgeving van Utrecht kunnen hebben bestaan, waar het ‘bestaan’ van Utrecht zelf nog geheel in de lucht hangt of liever, in het water ligt. Lees meer over de goederenlijst van 870.

Nog meer bewijzen.
De akten van de lijst zijn, in origineel, ter plaatse van de feiten opgesteld, wat de opsteller duidelijk laat merken; zodat de mythe van Utrecht reeds door deze ene bron volledig de grond in wordt geboord. Maar bij dit aantal van 205 plaatsnamen blijft het niet; tevens zullen ook uit de overige bronnen een nog groter aantal i.v.m. Traiectum genoemde plaatsen en de geografische details daarvan verzameld moeten worden. En dit zowel om met zo’n vijfhonderd bewijzen aan de fabel 'Willibrord in Utrecht' een eind te maken, alsook om de Nederlandse historici voor te houden wat historische geografie is.

Het valt op, dat in de verzameling van bisschop Radboud alleen stukken voorkomen van en over het bisdom. De schenking uit 722 van Karel Martel lijkt zo te zien uit de toon te vallen, omdat zij een schenking is aan het klooster van Willibrord. Gezien de aard van het geschonkene (nl. de materiele bezegeling van de abdij zelf) blijkt zij echter een schenking aan het bisdom, hetgeen tevens laat zien welk nauw verband -niet alleen geografisch maar ook organisatorisch- er vooral in de beginperiode bestond tussen de bisschoppelijke zetel en de abdij van Willibrord. Dat die meer dan 300 km uit elkaar liggen is dan ook een grote farce.

De documentaie van Echternach.
Anderzijds blijken in de documentatie van dit nabije Aeftemacum (Eperlecques), die op een heel andere manier verwaaid is, geen documenten voor te komen van het bisdom. Oorzaak hiervan is, dat de nabije abdij na Willibrords dood weldra haar eigen weg ging en binnen een eeuw haar spiritueel en zendings-karakter geheel verloor en slechts als goederenpakket voortbestond (wat elke authenticiteit van het verre Echternach als de abdij van Willibrord uitsluit). Lees meer over Echternach.
Bisschop Hunger heeft in 857 de zetel van Traiectum (Tournehem) moeten verplaatsen toen de Noormannen de stad veroverden en verwoestten. Hij week uit naar de abdij van Prüm, van waaruit hij een tijdelijk onderdak kreeg te Berg aan de Sauer. Na enige jaren is hij naar zijn bisdom teruggekeerd. Daarna resideerden de bisschoppen te Dorestadum (Audruicq) of te Daventria (Desvres). Door een veelheid van verschillende omstandigheden was het bisdom Traiectum (Tournehem) ten dode opgeschreven, mede omdat het geleid werd door enkele lekenabten die slechts uit waren op eigen geldelijk gewin. Bisschop Radboud heeft, volledig uitgerangeerd, omtrent 900 nog kort als bisschop van Traiectum wellicht in Daventria (Desvres) geresideerd totdat het bisdom omstreeks 917 geruisloos uit de geschiedenis verdween. In 975 verschijnt dan voor het eerst het bisdom Utrecht. Het rond 975 nieuw ontstane bisdom van Utrecht was geen voortzetting van het bisdom van St.Willibrord, ook al heeft men een rijtje bisschoppen (waarvan enkele hypocrief) om die continuïteit te 'bewijzen'. Dat wordt ook bevestigd door de archeologie die in Utrecht niets gevonden heeft uit de tijd van St.Willibrord dan een gesedimenteerde kleilaag. Lees meer over Utrecht.


Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.